Dit zijn bossen die geen uitheemse boomsoorten bevatten en waar hoge natuurwaarden gecombineerd worden met een hoge belevingswaarde en houtopbrengst.
Een uitzondering voor exoten in dergelijke bossen, wordt gemaakt voor de Amerikaanse eik. Maar alleen wanneer hij een functie heeft als bladakker voor het grofwild. Door afwisselend sterk en minder sterk te dunnen ontstaat een gevarieerd bos. Open plekken in het bos vergroten de variatie in licht en donker waardoor er licht minnende boomsoorten opkomen, zoals inlandse eik, berk en grove den. Op plaatsen waar minder sterk gedund wordt kunnen schaduwboomsoorten als beuk opkomen en donkere bossen vormen.
Als in dit bos de verschillende ontwikkelingsfasen voorkomen, dus zowel jonge, oude als dode bomen, dan ontstaat er in zo’n bos een grote biodiversiteit. Door minder te dunnen dan er bijgroeit, worden de bomen ouder en dikker en zal dit uiteindelijk leiden tot meer dood hout en dat is weer belangrijk voor veel planten en dieren.
De inheemse uitkapbossen die nu nog grotendeels uit bossen van grove den bestaan, zullen in de toekomst gevarieerder zijn. Loofbomen als inlandse eik, berk en plaatselijk beuk zullen een groter aandeel krijgen. Ook zal het beheer dat het Park toepast leiden tot een groter aandeel struiken zoals lijsterbes en vuilboom.