Eik

De zomereik is een zeer lang levende (300 tot 500 jaar), Europese, hardhoutleverende boom.

De eik is historisch een van de dominante soorten in het West-Europese bos. Je zou verwachten dat, wanneer je een bos op zijn beloop laat, de eik zijn positie kan behouden. Dit blijkt echter niet zo te zijn. Eiken hebben licht nodig om te ontkiemen en op te groeien tot een boom. In een 'natuurlijk' bos zonder grote grazers is de concurrentie voor licht in het nadeel van de eik. Een schaduwhoutsoort als beuk is beter in staat om die gaten te dichten. Naast de zomereik staan er in het Park ook wintereiken.

De wintereik heeft minder behoefte aan licht dan de zomereik. Hij groeit op beschutte standplaatsen met een min of meer vochtige atmosfeer. Het blad van de wintereik is ondieper en meer regelmatig gelobd dan de zomereik en de bladhelften vormen elkaars spiegelbeeld. De bladsteel is bij de wintereik meestal veel langer: 10 tot 29 mm lang tegen 2 tot 8 mm bij de zomereik. De napjes van de eikels van de zomereik staan op een steeltje en die van de wintereik hebben geen of een zeer kort steeltje.

Eiken worden hoofdzakelijk door de Vlaamse gaai en de bosmuis verspreid. De Vlaamse gaai zorgt voor transport over lange afstand (tot enkele kilometers ver), terwijl de bosmuis vooral zorgt voor verspreiding van de eikels binnen het bos (tot  ca. 50 meter).