Onderzoek in het Park naar de tapuit

Vrijdag 02 augustus 2024

De afgelopen vier jaar deed Herman van Oosten onderzoek naar tapuiten in het Park. Dat mag vreemd lijken gezien het feit dat het laatste broedpaar in 2012 in het Park werd gesignaleerd. Als u de details kent is het onderzoek toch vanzelfsprekend.

Herman is zelfstandig vogelonderzoeker, gespecialiseerd in insectenetende zangvogels. Heeft hij een idee voor een onderzoek waarvan hij vindt dat het zou moeten worden uitgevoerd, dan benadert hij potentiële belanghebbenden.

Herman startte zijn onderzoek door te zoeken naar oorzaken van het verdwijnen van de tapuit op de Veluwe. Omdat deze vogel voorheen veel voorkwam in het Park, vond daar een groot deel van zijn onderzoek plaats. Het overige deel deed hij op de Veluwe en in de kalkrijke duinen bij de Noord-Hollandse kust. Herman: ‘Ik wilde weten waarom sommige zangvogelsoorten algemener voorkomen dan andere, ondanks dat ze in een soortgelijke omgeving leven.’ Herman groef in Het Nationale Park De Hoge Veluwe, de Veluwe en in de kustduinen nestkasten in. In de duinen raakten ze al snel bewoond door tapuiten, in het Park bleven ze leeg. Om toch inzichten te vergaren, richtte Herman zich daarom in het Park op een nog wel voorkomende soort die qua behoeften erg lijkt op de tapuit: de roodborsttapuit. Herman: ’Wat ik vond was dat roodborsttapuiten op de Veluwe minder eieren leggen en lichtere jongen hebben dan in kalkrijke duinen. Dat wijst op minder voedsel in de heide. Tapuiten zijn groter en zwaarder dan roodborsttapuiten. Dat betekent dat zij meer voedsel nodig hebben de roodborsttapuit. Je kunt daaruit al concluderen dat tapuiten het hier moeilijker zouden hebben dan in de duinen.’

Eén jaar terug kreeg hij van de Provincie Gelderland de opdracht onderzoek te doen naar het belang voor vogels van voedselrijke plekken, zoals akkers en bermen. Dit onderzoek richt zich op veldleeuweriken, die ondanks voedseltekorten in de heide wél algemeen voorkomen. Herman: ‘De veldleeuwerik doet het op De Hoge Veluwe heel goed. Ik wil weten waarom. Hij is een heel stuk groter en zwaarder dan beide soorten tapuiten en ook hij eet insecten. Het is bekend dat het slecht gaat met de insecten op de Veluwe, dus wat kan dan de reden zijn van het succes van de leeuwerik? Eén van mijn observaties is dat veldleeuweriken soms grote afstanden vliegen om voedsel te vinden, veel groter dan de roodborsttapuiten. Die laatste vliegen hooguit honderd meter bij hun nest vandaan. Veldleeuweriken vliegen soms wel een kilometer ver naar bijvoorbeeld bermen en akkertjes met veel planten- en dus insectensoorten.’

De huidige natte zomer zorgt waarschijnlijk voor meer voedsel op de heide dan afgelopen jaar. Op zich een mooi gegeven, maar voor zijn onderzoek komt het Herman minder goed uit: ‘Met weer een droge zomer had ik meer inzicht kunnen krijgen in de voedselstrategieën van veldleeuweriken en de invloed van de voedselrijke plekken.’ Het is het lot van de onderzoeker: het gaat zelden zoals gepland, er gebeurt steeds iets anders dan je verwacht. Herman: ‘Gelukkig maar zou je kunnen zeggen. Maar ook als het anders loopt doe je kennis op. Wetenschap is stapjes zetten en soms zijn die klein. Maar alle stapjes zijn nodig.’


Foto 2: veldleeuwerik, Tijmen Majoor